Leerdoel: Verhoudingen kunnen benoemen en schrijven als ‘zoveel op de zoveel’, deel van een geheel, als breuk of als percentage. Een telling kunnen verwoorden als verhouding, bijvoorbeeld ‘zes van de vierentwintig’, ‘een op elke vier’, ‘een vierde deel’, ‘een kwart’ of ‘vijfentwintig procent’ en kunnen noteren als 1 op de 4, of ¼ deel, of 25%.
Wil deze leerdoel een niveau hoger (1S) -> klik hier
Wat betekent dit nou eigenlijk?
Leerlingen leren hoe je uit een telling of situatie een verhouding haalt, en dat je die verhouding op verschillende manieren kunt uitspreken en opschrijven. Bijvoorbeeld
- “3 van de 4”
- “¾ deel”
- “driekwart”
- “75 procent”
- “1 op de 4” betekent ook: 25% of ¼
Het gaat erom dat ze leren zien dat dit allemaal dezelfde verhouding beschrijft, maar met verschillende woorden en notaties.
Voorbeeld
Opdracht: In een krantenbericht staat dat “¾ deel van de Nederlanders met vakantie gaat”.
Kun je ¾ ook anders uitspreken of noteren?
Mogelijke antwoorden:
- Drie op de vier Nederlanders
- Drievierde deel
- Driekwart
- 75%
Notaties:
Als percentage: 75%
Als breuk: ¾
Als verhouding: 3 op 4
Uitwerking: Op de rekenmachine manier
3/4 betekent letterlijk 3 delen door 4. Als je dat doet krijg je 0,75. Van decimaal naar procenten is x100; dus 0,75 x 100 = 75%.
Uitwerking: zodat je het snapt
3/4 is eigenlijk 3 x 1/4. Je hebt namelijk 3 keer een kwart. Je hebt geleerd vnauit de relatielijst dat een kwart staat voor 0,25. Drie kwart (3/4) is dus 3 x 0,25 = 0,75. Van decimaal naar procenten is x100; dus 0,75 x 100 = 75%.