Skip to content

Woordsoort en spelling -1

Deze opdracht is om woordsoorten te herkennen en goed op te schrijven.

Spelling tips:

  1. Werkwoord: heel werkwoord eindigt nooit op een -e
  2. Bijv nw: zo kort mogelijk en alleen -N bij stof of ik heb regel
  3. Zelfstand nw: de het een + dier ding mens

Dictee & onderstreep de werkwoorden, bijv. nw. En zelf, nw.

  1. De gevonden zwaarden werden weggegooid door de boze tovenaar.
  2. Zo vertelde de oude wachter met zijn magische woorden brei.
  3. Het donkere pad loopt door het verloren woud vol nachtwezens.
  4. Onbekende geluiden vullen de oren van vermoeide reizigers.
  5. Ze kijken angstig om zich heen, maar zien slechts gebroken glas.
  6. Arba, de sluiper, voelt vijandige ogen branden op zijn zilveren boog.
  7. Plots springt er een gevaarlijk monster voor hun besmeurde voeten.  
  8. De stoere sluiper perforeert met een pijl het kloppende hart van ‘t monster.
  9. Plotsklap valt het haast sierlijk neer. Zijn val maakt een doffe bonk.

Groep 7:

  • De mistige wind fluistert dreigende spreuken tussen de kromme takken.
  • Donkere schaduwen sluipen langs de bedauwde bosrand, stil als sluipmoordenaars.
  • Een geheimzinnige gestalte glijdt geruisloos over het met mos bedekte pad.
  • Zijn handen klemmen strak om een glanzende dolk vol eeuwenoude runen.
  • Boven hun hoofden krijsen zwarte kraaien die onheil aankondigen.
  • Arba’s ogen glijden scherp over elke schim, elk trillend blad.
  • Plotseling barst het struikgewas open; een monster met vlammende ogen stormt naar voren.
  • Zonder aarzeling slingert de sluiper zijn dolk richting het bebloede, brullende gevaar.
  • Het wezen stort met een rauwe kreun op de vochtige aarde neer.
  • De echo van zijn val sterft weg tussen de holle bomen

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *