Deze opdracht is om woordsoorten te herkennen en goed op te schrijven.
Spelling tips:
- Werkwoord: heel werkwoord eindigt nooit op een -e
- Bijv nw: zo kort mogelijk en alleen -N bij stof of ik heb regel
- Zelfstand nw: de het een + dier ding mens
Dictee & onderstreep de werkwoorden, bijv. nw. En zelf, nw.
- De gevonden zwaarden werden weggegooid door de boze tovenaar.
- Zo vertelde de oude wachter met zijn magische woorden brei.
- Het donkere pad loopt door het verloren woud vol nachtwezens.
- Onbekende geluiden vullen de oren van vermoeide reizigers.
- Ze kijken angstig om zich heen, maar zien slechts gebroken glas.
- Arba, de sluiper, voelt vijandige ogen branden op zijn zilveren boog.
- Plots springt er een gevaarlijk monster voor hun besmeurde voeten.
- De stoere sluiper perforeert met een pijl het kloppende hart van ‘t monster.
- Plotsklap valt het haast sierlijk neer. Zijn val maakt een doffe bonk.
Groep 7:
- De mistige wind fluistert dreigende spreuken tussen de kromme takken.
- Donkere schaduwen sluipen langs de bedauwde bosrand, stil als sluipmoordenaars.
- Een geheimzinnige gestalte glijdt geruisloos over het met mos bedekte pad.
- Zijn handen klemmen strak om een glanzende dolk vol eeuwenoude runen.
- Boven hun hoofden krijsen zwarte kraaien die onheil aankondigen.
- Arba’s ogen glijden scherp over elke schim, elk trillend blad.
- Plotseling barst het struikgewas open; een monster met vlammende ogen stormt naar voren.
- Zonder aarzeling slingert de sluiper zijn dolk richting het bebloede, brullende gevaar.
- Het wezen stort met een rauwe kreun op de vochtige aarde neer.
- De echo van zijn val sterft weg tussen de holle bomen