Ga naar de inhoud

W7-2 Alledaagse verhouding naar procenten

Leerdoel: De leerling kan eenvoudige verhoudingen herkennen in alledaagse situaties en omzetten naar procenten.

Wat betekent dit nou eigenlijk?

Een verhouding vertelt iets over hoeveel van het één tegenover hoeveel van het ander staat.
Bijvoorbeeld:

  • 1 van de 4 glazen zijn gevuld
  • 1 op de 5 leerlingen draagt een bril
  • 1 van de 10 kinderen eet fruit in de pauze

In dit leerdoel leer je hoe je zulke verhoudingen herkent in situaties uit het dagelijks leven én hoe je die omrekent naar procenten.

Manier 1: zoals rekenmachine

  • de verhouding om te zetten naar een breuk
  • de breuk te vermenigvuldigen met 100

Zo leer je bijvoorbeeld dat:

  • 1 op de 4 = 1/4 -> 1 delen door 4 = 0,25. Daarna 0,25 x 100 = 75%
  • 1 op de 5 = 1/5 -> 1 delen door 5 = 0,20. Daarna 0,2 x 100 = 20%
  • 1 op de 10 = 1/10 -> 1 delen door 10 = 0,1. Daarna 0,1 x 100 = 10%

Je ziet dan hoe verhoudingen en procenten met elkaar verbonden zijn, en hoe je ze kunt gebruiken om dingen met elkaar te vergelijken of in te schatten.

Manier 2: zoals geleerd met de lijst

In dit hoofdstuk is het leren van de relatielijst van groot belang. Dan hoef je namelijk niet te rekenen, want dan weet je de basis verhoudingen en procenten al.

  • 1 van de 4 glazen zijn gevuld = 1/4 = 25%
  • 1 op de 5 leerlingen draagt een bril = 1/5 = 20%
  • 1 van de 10 kinderen eet fruit in de pauze = 1/10 = 10%

Voorbeeld:

In de bibliotheek zijn 1 van de 20 boeken uitgeleend.
Welke verhouding is dat en hoeveel procent?

  • Verhouding: 1 op 20
  • Breuk: 1/20 = 0,05
  • Percentage: 0,05 × 100 = 5%

✅ Dus: 5% van de boeken is uitgeleend