Leerdoel: De leerling begrijpt wat een breuk is, kan breuken gebruiken in het dagelijks leven en leert breuken omzetten naar percentages door te redeneren.
- Begrijpen wat een breuk is: Een breuk geeft aan hoeveel delen van een geheel je hebt. Bijvoorbeeld, 1/2 betekent één van de twee gelijke delen van iets.
- Toepassen in concrete situaties: Je kunt breuken gebruiken om delen van een hoeveelheid aan te geven, zoals 1/4 van een pizza of 3/5 van een liter melk.
- Omzetten naar percentages: Je kunt breuken omrekenen naar percentages door de breuk te vermenigvuldigen met 100. Bijvoorbeeld, 1/4 × 100 = 25%, dus 1/4 is gelijk aan 25%.
Wat betekent dit nou eigenlijk?
Een breuk vertelt hoeveel delen van een geheel je hebt.
Bijvoorbeeld:
- ½ betekent: 1 van de 2 gelijke delen
- ¼ betekent: 1 van de 4 gelijke delen
In het dagelijks leven zie je dit terug bij:
- 🍕 een kwart pizza (¼)
- 🧃 drie vijfde liter melk (3/5)
- 🧒 twee van de vijf kinderen die meedoen aan een spel (2/5)
Van breuk naar percentage
Je kunt een breuk omrekenen naar een percentage door hem te vermenigvuldigen met 100:
Breuk × 100 = percentage
Bijvoorbeeld:
- ½ × 100 = 50%
- ¼ × 100 = 25%
- 3/5 × 100 = 60%
Je leert dus:
- Wat een breuk betekent
- Hoe je die kunt vertalen naar een percentage
Voorbeelden
🔸 Voorbeeld 1: ½ → percentage
½ × 100 = 50%
Je hebt dus de helft → dat is 50 van de 100 delen.
🔸 Voorbeeld 2: 3/5 → percentage
3 ÷ 5 = 0,6
0,6 × 100 = 60%
Je hebt dus 60% van het geheel.