Leerdoel: leerling uit groep 7 kan zien hoeveel een deel uitmaakt van het geheel in een cirkel- of strookdiagram, en kan deze zelf invullen of tekenen op basis van verhoudingen of percentages.
Wat betekent dit nou eigenlijk?
In een cirkeldiagram is het geheel een cirkel (100%), en elk stukje daarvan stelt een deel of percentage voor. In een strookdiagram zie je een langwerpige strook (vaak 10, 20, 50 of 100 vakjes), waarbij delen zijn ingekleurd om een verhouding of percentage aan te geven.
Leerlingen leren:
- Hoe je percentages en delen herkent in zo’n diagram (bijv. “de helft van de cirkel is blauw = 50%”).
- Hoe je een diagram zelf maakt bij een gegeven verhouding (bijv. “25% = een van de vier delen = kwart van de cirkel inkleuren”).
Het gaat om begrijpen, aflezen en zelf tekenen van verhoudingen en percentages.
Voorbeeld
Opdracht: Hieronder zie je een strook, met twee vragen die eigenlijk hetzelfde vragen:
A) Welk deel is rood ingekleurd?
B) Hoeveel is rood in vergelijking met de rest?

Rekenkundig antwoord
Totaal aantal vakjes:
5 (blauw) + 3 (rood) + 2 (geel) + 2 (groen) = 12 vakjes
Aantal rode vakjes: 3
Dus:
3 van de 12 zijn rood.
Dit kan je kleiner maken (vereenvoudigen) -> 3/12. Drie twaalfde delen door 3 = een vierde.
✅ Antwoord: 1 op de 4
2. Uitleg zodat een leerling het snapt
Als je van de 12 vakjes 3 rode hebt, moeten de rest een andere kleur zijn. In dit geval blauw, geel en groen. Als je wilt weten hoe rood zich verhoudt tot de rest, dan kijk je:
- Dat betekent als ik 4 vakjes heb is er een rood. (bij 8 vakjes zijn er 2 rood en dus bij 12 vakjes zijn er 3 rood)
- Je zegt dan dat 3 van de 12 hetzelfde is als 1 van de 4.