Skip to content

R8-1B Repeterende breuk herkennen, afronden en omzetten naar procenten (beredenering)

Leerdoel: De leerling kan een breuk benaderen als percentage door te rekenen, af te ronden of te schatten, en kan deze benadering gebruiken om juiste of onjuiste antwoordmogelijkheden te herkennen (bijvoorbeeld in multiplechoicevragen).

Wat betekent dit nou eigenlijk?

Niet alle breuken geven een mooi rond percentage. Bijvoorbeeld:
29 van de 89 is de breuk 29/89 → dit geeft een decimaal getal dat je moet benaderen en afronden.

Als je dat wil omzetten naar een percentage is dat lastig. Je moet dan getallen gaan delen, waarschijnlijk met een staartdeling en dat kost tijd. De leerling moet dus leren benaderen.

29 / 89 is bijna 30/90. 30/90 is de vereenvoudigen naar 3/9 = 1/3. 1/3 is 33,33%. Het antwoord moet daar in de buurt liggen.

In een multiplechoicevraag zie je misschien andere getallen, zoals:

  • A) 26,74%
  • B) 32,58%
  • C) 37,56%
  • D) 56,67%

Je leert om:

  • de breuk uit te rekenen of slim te benaderen
  • daarna te kijken welk antwoord in de buurt ligt
  • de rest weg te strepen (proces van eliminatie)

Voorbeeld: stemverdeling

Tijdens een stemming over een nieuw schooluniform stemmen 39 van de 81 leerlingen vóór.
Hoeveel procent van de leerlingen stemde vóór?

Antwoorden:
A) 48,15%
B) 56,25%
C) 62,50%
D) 68,75%

De rekenmanier:

De breuk is:
39 ÷ 81 = 0,4815

➤ 0,4815 × 100 = 48,215%


De benaderende manier:

39 van de 81 is bijna 40 van de 80. Het antwoord moet dus rond de 50% zitten (40 is de helft van 80)

De helft van 81 is 40,5. In de vraag heb je 39, dus heb je minder dan de helft. Dan is er maar 1 antwoord mogelijk:

A) 48,15% <—
B) 56,25%
C) 62,50%
D) 68,75%