Leerdoel: kan verhoudingen benoemen en schrijven als ‘zoveel op de zoveel’, deel van een totaal, als breuk en als percentage. En kan de verschillende verwoordingen en schrijfwijzen met elkaar in verband brengen en vergelijken en daarbij uitleggen waarom de ene verhouding wel of niet gelijk is aan de andere of in aantal meer of minder objecten bevat.
Wat betekent dit nou eigenlijk?
Een verhouding laat zien hoe twee of meer hoeveelheden zich tot elkaar verhouden. In de klas kan dat bijvoorbeeld zijn: hoeveel leerlingen wel iets hebben en hoeveel niet.
Je leert in groep 8 dat je een verhouding op verschillende manieren kunt opschrijven, zoals:
- “zoveel op de zoveel” → 6 op 18
- “deel van het totaal” → 6 van de 18 boeken
- “breuk” → 6/18
- “vereenvoudigde breuk” → 1/3
- “percentage” → 33,33%
En je leert ook:
🧠 Deze manieren zeggen allemaal hetzelfde, maar ze zien er anders uit.
Je moet dus leren herkennen dat ⅓ en 33,33% en “6 van de 18” gelijk zijn.
Daarnaast kun je verhoudingen vergelijken: is 8 van 24 meer of minder dan 6 van 18?
Voorbeeld 1: Boeken gelezen
Situatie: Je hebt 18 boeken. Je hebt er 6 gelezen.
- Zoveel op zoveel: 6 op 18
- Deel van totaal: 6 van de 18 boeken
- Breuk: 6/18 → vereenvoudigd: 1/3
- Percentage: 6 ÷ 18 = 0,333… = 33,33%
✅ Al deze vormen betekenen hetzelfde: je hebt een derde deel gelezen.
Voorbeeld 2: Laptops in de klas
Vraag: In een klas van 24 leerlingen hebben 16 een laptop.
- Zoveel op de zoveel:
16 op 24 leerlingen - Als breuk:
16/24 → vereenvoudigd = 2/3 - Als percentage:
16 ÷ 24 = 0,6666… = 66,67% - Vergelijking:
- Leerlingen met laptop: 16 van 24 → 2/3 → 66,67%
- Leerlingen zonder laptop: 8 van 24 → 1/3 → 33,33%