Leerdoel: het kunnen rekenen met percentages, breuken en decimale getallen en snappen dat ze allen dezelfde deel van het geheel zijn.
Wat betekent dit nou eigenlijk?
Percentages, breuken en kommagetallen (decimalen) lijken misschien verschillend, maar ze betekenen eigenlijk hetzelfde: een deel van een geheel.
Bijvoorbeeld:
- 25% = ¼ = 0,25
- 50% = ½ = 0,5
- 75% = ¾ = 0,75
In groep 8 leer je hoe je kunt kiezen tussen die vormen om een som makkelijker te maken. Je leert dus:
- Rekenen met een percentage als breuk (bijv. 25% van 60 = ¼ van 60)
- Rekenen met een percentage als kommagetal (bijv. 40% van 60 = 0,4 × 60)
Je kiest de vorm die jij het handigst vindt. Dat helpt je om flexibel te rekenen én om beter te snappen hoe getallen met elkaar samenhangen.
Voorbeeld 1: 25% van 60
Manier 1: naar breuken gaan (klik hier voor de gehele lijst)

Je weet:
25% = ¼
Dus:
➤ ¼ van 60 = 60 ÷ 4 = 15
✅ Antwoord: 25% van 60 is 15
Manier 2: zoals de rekenmachine (decimalen)
Je weet:
25% = 0,25
Dus:
➤ 0,25 × 60 = 15
✅ Antwoord: 25% van 60 is 15