Skip to content

MBO REKENEN 1f OEFENEN – Toets 3

Maak hier een toets omdat je MBO Rekenen 1F oefenen wilt.

1. De schaal van dit speelgoed is 1:50. Hoeveel cm is de auto in het echt?
2. Je komt om 10:06 aan op Buiksloterweg, blijft 37 minuten en wil daarna weer terug naar Centraal station. Hoe laat kom je op Centraal Station aan?
3. Je ziet hier hoeveel Max verdient per dag. Hoeveel heeft hij verdiend in de eerste drie dagen van de week?
4. Welke geometrische (vlakke) vormen zie je in dit huis?
5. Mischa koopt een ijsje met een bolletje, drie ijsjes met 2 bolletjes en 1 ijsje met 5 bolletjes. Hoeveel moet er betaald worden?
6. Wat is de oppervlakte van dit vierkante stuk land?
7. Wat is de lengte van de muur bij het gele vraagteken?
8.
9. Dit zijn mijn cijfers van mijn rapport. Wat is mijn gemiddelde cijfer?
Wat is het verschil in temperatuur?

Nu komen de vragen zonder afbeeldingen

  1. Wat is 2/3 – 2/6?
  2. Er komt een jus d’orange feest. Samira heeft 29 sinasappels, Emina 65 en Chompu 41. Hoeveel hebben ze samen?
  3. De boer voert elke dag zijn geiten. Hij voert 165 kg aan vijf geiten. Hoeveel kg eten de geiten per dag?
  4. Een muur verven kost tijd. De muur in mijn kamer is 7 bij 3 meter. Hoeveel m2 moet ik verven?
  5. Sjoerd verdient in 5 uur €28 en Adel verdient €23 in 4 uur. Wie verdient er meer per uur?
  6. Een jas kost met 30% korting €49. Hoe duur is de jas zonder korting?
  7. Wat is een kwart van 64 hg?
  8. In de klas zitten 24 studenten. 1/3 heeft een bruine jas, 50% heeft een rode jas. De rest heeft een gele jas. Hoeveel jassen zijn dat bij elkaar?
  9. De langste film ooit duurt 15,5 uur. Hoeveel minuten zijn dat?
  10. 248 : 16
  11. Mijn Felyx abonnement kost 37,30. Ik heb op mijn rekening 28,60. Hoeveel kom ik tekort?
  12. Een koe geeft 2,4 liter melk. Als ik flessen van 0,8 L vul. Hoeveel flessen kan ik dan vullen?
  13. Wat is 2/6 van €63
  14. Wat komt er op de plek van de “C”; 16 – 19 – 22 – A – B – C?
  15. 24,5 – 18,7 = ?
  16. 34,6 + 17,5 = ?
  17. Rond 245242 af op duizendtallen
  18. Wat is 150% van 200
  19. 6 x 21,3
  20. 1/8 deel van 120
  21. Welke breuk is hetzelfde als 0,4?
    A) 2/5
    B) 1/4
    C) 4/100
    D) 10/4
  22. Een muur is gemaakt van bakstenen. Een baksteen weegt 525 gram. Dat is ongeveer:
    A) 1 kilo
    B) Halve kg
    C) Kwart kilo
    D) 500 hg
  23. Wat is 4/6 van 36?
  24. Hoeveel procent is 80 van 200?
  25. 37 + 47 =
  26. Hoeveel hm is 2570 m?
  27. 9345 – 384 = ?
  28. De tegels van de badkamervloer moeten opnieuw gelegd worden. De badkamer is 2,5 m bij 50 dm. Hoe groot is de badkamer?
    A) 125 m2
    B) 12,5 m2
    C) 105 m2
    D) 15 m2