Skip to content

MBO REKENEN 1f OEFENEN – Toets 1

Maak hier een toets omdat je MBO Rekenen 1F oefenen wilt.

  1. Sjaak koopt 100 broden voor €70. Hoeveel moet je betalen per brood? (delen – nullen tellen)
  2. Elke week groeit een slang 2 cm. Hoeveel cm groeit de slang in 1 maand (4 weken) (verhoudingstabel en vermenigvuldigen)
  3. Oma maakt soep. Haar ingrediënten waren: €4,95 voor kip, €2,90 voor bouillon en €2,05 voor groenten. Hoeveel heeft oma afgerekend in hele euro’s? (optellen en afronden)
  4. Een olifant weegt 1,2 ton als ze klein zijn. Hoeveel kg is dat? (gewicht)
  5. 1/5 is gelijk aan hoeveel procent? (relaties)
  6. 72 + 99 = (optellen)
  7. 12,5 % van 200 = (relaties)
  8. Op maandag heeft Bert 15 knikkers. Op dinsdag 22 knikkers en op woensdag 29 knikkers. Hoeveel knikkers heeft Bert op zaterdag?
  9. 60 dm = ….. mm? (les 3a: lengte)
  10. Als ik 1 uur werk verdien ik €3,50. Hoeveel verdien ik met 10,5 uur werk? (verhoudingstabel)
  11. In een fles olijfolie zit 750 ml. Als ik 1/3 weggooi. Hoeveel ml hou ik over? (relaties)
  12. Met 15 ml inkt kan je 5 tatoeages zetten. Hoeveel ml heb je nodig voor 7 tatoeages? (verhoudingstabel)
  13. Het is januari. Ik werk elke dag en verdien 80 euro per dag. Hoeveel verdien ik deze maand? (rekentafels – grotere tafels)
  14. Ik heb 1/5 van een pizza gepakt. Dat stukje is 15 cm. Hoe groot is de hele pizza dan? (verhoudingstabel)
  15. 6,4 + 7,8 = (optellen met komma)
  16. 144 : 6 = (delen door splitsen)
  17. Er zijn 50 parkeerplaatsen in de straat. 5 plekken zijn vrij. Welke deel is vrij? (antwoord in breuk – vereenvoudigen)
  18. Een grasveld is 2,5 meter lang en dubbel zo breed. Wat is de omtrek in meters? (omtrek)
  19. De oppervlakte van het zwembad is 150 m2. De diepte is 3m. Wat is de inhoud in meters? (oppervlakte)
  20. De les start om 8:55. Abdel komt om 9:24 aan. Hoeveel minuten is hij te laat? (tijd)
  21. De prijs is €34,75. Ik heb €29,90. Hoeveel euro kom ik tekort? (aftrekken met decimalen)
  22. Ik wil een veld met een afmeting van 15m x 6m maaien. Hoeveel m2 moet ik maaien? (oppervlakte)
  23. 42 x 11 = (vermenigvuldigen)
  24. De Albert Heijn heeft 213 flessen wijn. Deze moeten in dozen van 7. Hoeveel dozen kan de Albert Heijn vullen? (delen)
  25. Wat is 40% van 150 (procenten)
  26. Ik heb €3,55. Dit zijn 3 x 1,00, 5 x 0,05 en hoeveel keer 0,10?
  27. Op een eiland leven 30 krabben. Een vijfde is rood, 33,34% is blauw. De rest is paars. Hoeveel krabben zijn paars?
  28. Wat is 2/5 + 3/10? (breuken optellen)
  29. Een zak wortels van 150 gram van “Buurt Suup” kost €2,10. Een zak van “Super Buurt” weegt 250 gram en kost €3,00. Welke zak is voordeliger? (verhoudingen vergelijken)

De volgende vragen hebben afbeeldingen.

30. Hierboven zie het gasverbruik. Als ik nog 1932 m3 extra gebruik, op hoeveel staat mijn gasverbruik dan?
31. Je pakt de laatste film op Pathé Spuimarkt. Je woon in Ypenburg en de reis naar huis duurt 38 minuten. Hoe laat ben je thuis als je de laatste bioscoop pakt?
32. Je kies deze twee stoelen. De stoelnummers beginnen links. De rij nummers beginnen boven. Welke rij en stoelen heb je gekozen?
A) Rij 5, stoel 9 en 10
B) Rij 10, stoel 11 en 12
C) Rij 5, stoel 11 en 12
D) Rij 10, stoel 9 en 10
33. Wat is het verschil tussen de meest en minst bestelde smaken ijs?
34A. Zes vrienden spelen een spel. Je kan maximaal 8 keer scoren. Wie heeft 25% van de gooien gescoord? (1f)

34b. Hoeveel procent heeft Joerie gescoord (2f)
35. Je komt op zaterdag om kwart over twee aan. Hoeveel minuten moet je wachten voor de volgende bus?
36. Hoeveel procent van de mannen zijn 14 jaar?
37. Welke meeteenheid hebben de afmetingen van dit kantoor?
A) Decimeter
B) Meter
C) Decameter
D) Hectometer

38. Wat is de breedte van het trappenhuis?

39. Wat is de omtrek van kamer 2? (omtrek)