Skip to content

Les 9a: rekenwoorden optellen en aftrekken

Lesduur: 60 min
Thema: Rekenwoorden
Onderdeel: optellen en aftrekken voor anderstaligen.
Niveau: Op weg naar 1f
Taalniveau: A1

Vandaag gaan we rekenen met optellen ( + ) en aftrekken ( – ).

Rekenwoorden optellen en aftrekken

In het Nederlands gebruiken we voor optellen en aftrekken ook andere woorden. De meest gebruikte woorden kan je hier zien.

Opdracht 1: Schrijft de woorden over.

Opdracht 2: Hoeveel woorden zie je ook in de tekst? Schrijf deze woorden in je schrift.

Hodan en Anisa zijn vrienden. Ze hebben samen een goede vriendschap. Anisa is wel groter, precies 4 cm. Als Hodan haar schoenen uittrekt is ze nog kleiner. Anisa is dan groter. Ze is dan nog minder groot. Het verschil is dan 8 cm.

Opdracht 3: Is het plus of min?

A) Ik ben 1.91 en Bart is drie cm kleiner. PLUS / MIN
B) Merhawi is 5 cm groter dan Awet. Awet is 1.75. PLUS / MIN
C) Ali weegt 85 kg. Abdul weeg 78 kg. Het verschil is? PLUS / MIN
D) Ik heb 25 koekjes op tafel liggen. Ik haal er 15 af. PLUS / MIN
E) De busreis duurt 34 minuten en de tramreis duurt 11 minuten. Samen duurt het … ? PLUS / MIN
F) Ik moet €11,50 betalen, maar ik heb €11,10 in mijn zak. Ik kom ….. tekort. PLUS / MIN
G) Ik koop voor €1,75 appels en een boek voor €19. Dat kost samen … ? PLUS / MIN
H) De som van 45 en 13 is? PLUS / MIN
I) Ik heb 15 truien en koop 3 truien erbij. PLUS / MIN
J) Ik heb 3 rollen koekjes. Ik eet een rol op. Ik heb … over. PLUS / MIN

Opdracht 4: reken uit

A) Ik ben 191 cm en Bart is drie cm kleiner. Hoe lang is Bart?
B) Merhawi is 5 cm groter dan Awet. Awet is 175 cm. Hoe lang is Awet?
C) Ali weegt 85 kg. Abdul weeg 80 kg. Het verschil is? Hoeveel weegt Abdul?
D) Ik heb 25 koekjes op tafel liggen. Ik haal er 5 af. Hoeveel koekjes liggen op tafel?
E) De busreis duurt 34 minuten en de tramreis duurt 11 minuten. Hoelang duurt de reis?
F) Ik moet €11 betalen, maar ik heb €10 in mijn zak. Hoeveel kom ik tekort?
G) Ik koop voor €1 appels en een boek voor €19. Hoeveel kost dat samen?
H) Wat is de som van 45 en 5 is?
I) Ik heb 15 truien en koop 3 truien erbij. Hoeveel truien heb ik nu?
J) Ik heb 3 rollen koekjes. Ik eet een rol op. Hoeveel rollen koekjes heb ik over?

Opdracht 5: Optellen en aftrekken omdraaien

Tel opTrek af
14 en 6262 en 14
24 en 1924 en 19
29 en 4343 en 29
18 en 9393 en 18
94 en 5494 en 54
49 en 56,5056,50 en 48
41,6 en 41,641,6 en 41,6
25 en 0,5025 en 0,50
1,01 en 11,1011,10 en 1,01