
Optellen:
- Schrijf recht onder elkaar;
- Zet de komma als eerst;
- Tel de eenheden eerst op en schrijf die onder de streep, daarna de tientallen en zo door.
- Tel tot slot alles op.
- Schrijf recht onder elkaar;
- Zet de komma als eerst (als die er is);
- Kijk naar het verschil tussen de eenheden (hier -3), daarna de tientallen (hier +30)
- Reken uit (+30 – 3 = 27)