Thema: breuken
Onderdeel: optellen en aftrekken met vereenvoudigen
Niveau: 1f
Leerdoel: Optellen of aftrekken met vereenvoudigen.
Let op: Is deze les te lastig? Kijk bij les 2: optellen en aftrekken zonder vereenvoudigen
Soms zijn er situaties waar de teller niet gelijk is. Bijvoorbeeld bij verschillende soort cake.

De chocoladecake is gesneden in 10 stukken. De bananencake is gesneden in 5 stukken. Als ik van beide cakes een stuk pak zijn de plakken niet eerlijk verdeeld. Om te weten welke deel ik van het totaal heb, moet ik de plakken optellen door 3 stappen te volgen.
Stap 1: maak de noemer gelijk
Stap 2: optellen of aftrekken
Stap 3: Vereenvoudigen.
Stap 1: Maak de noemer gelijk
De noemer gelijk maken betekent dat het getal onder de streep hetzelfde moet worden.

Manier 1: verander de noemer in elkaar.
In het geval van de cake is de som: 1/5 + 1/10. Je kijkt of je de 10 in een 5 kan veranderen of een 5 in een 10 (je mag alleen delen of keer doen). Hier kan je de 5 verdubbelen.
Als je de noemer gelijk hebt gemaakt krijg je 2/10 + 1/10.
Manier 2: Smiley rekenen

Als manier 1 niet kan, bijvoorbeeld bij 2/3 + 1/4 moet je het anders doen. Dan moet je smiley-rekenen.
- 3 x 4. De noemer verandert in 12.
- 3 x 1. De teller van de tweede breuk wordt 3
- 4 x 2. De teller van de eerste breuk wordt 8.
Nu hebben beide breuken dezelfde noemer en kan je verder naar stap 2.

Stap 2: optellen of aftrekken
Bij stap twee moet je kijken of je moet optellen (+) of aftrekken (-). Het is belangrijk dat je noemer niet van elkaar optelt of aftrekt.
Als de breuk 2/10 is betekent dat er 2 van de 10 stukken zijn. Als ik daar 1 van de 10 bij optel, nemen alleen de stukken toe, niet het aantal die het geheel maken.
Stap 3: vereenvoudigen
Kijk naar twee dingen:
- Kan ik de noemer en teller delen door dezelfde tafel?
- Kan ik er helen uit halen?
Voor de les over vereenvoudigen kan je kijken in les 3b: breuken vereenvoudigen.
Oefenen: maak de opdracht
