Ga naar de inhoud

Les 4: Ongewone kortingen

Thema: Procenten
Onderdeel: Ongewone percentages.
Rekenniveau: 1f op weg naar 2f
Lesduur: 50 – 60 min
Taalniveau: A1-A2
Leerdoel: Percentages herkennen uit het verhaal en rekenen met ongewone procenten.

In de vorige les heb je gezien hoe je procenten kan berekenen middels leerwerk; met de veelgenoemde lijst. Deze les gaan we kijken hoe je moet rekenen als je de lijst niet kan gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan 35% korting in de Albert Heijn.

In de les 8 van breuken: van breuk naar procenten heb je geleerd hoe je van een breuk een procent kan maken. Dit is eigenlijk precies hetzelfde. Het enige verschil is dat vragen over korting altijd in tekst komen. Kijk maar hieronder.

Voorbeeld opdracht: Examenvraag Albert Heijn

In de Albert Heijn zie je een Aziatische Wokgroenten staan. Omdat de groentes morgen moeten worden weggegooid, verkoopt de Albert Heijn het nu met korting. De prijs van de groente was €3. Wat is de nieuwe prijs van de Aziatische wokgroenten? Je mag een rekenmachine gebruiken en rond af op twee decimalen.

Methode 1 – Gelijk de prijs

De nieuwe prijs (N.P.) = de oude prijs (O.P.) – korting (K)
Ja kan ook eerst de korting in procenten uitrekenen.
Dan krijg je N.P (%) = O.P. (%) – K (%), dus
N.P (%) = 100% – 35%
N.P = 65%

Als de oude prijs €3 krijg je de volgende som:
65% van €3 = 65/100 (breuk) van €3.

(€3 : 100) x 65 = €1,94
Dit moet worden afgerond op twee decimalen, dus is het antwoord €1,94

Methode 2 – eerst de korting

De nieuwe prijs (N.P.) = de oude prijs (O.P.) – korting (K)
De oude prijs weten we al, dat is €3.
De korting is 35%. Dat kunnen we zien in het plaatje.
Om van procent naar breuken te gaan, krijg je 35/100.
Dan volg je de deel van geheel methode.
Dan krijg je de volgende som:

(€3 / 100) x 35 = 1,05.

Dus Nieuwe prijs = €3 – €1,05
Nieuwe prijs = €1,95
Dit moet worden afgerond op twee decimalen, dus is het antwoord €1,95

Rekenmachine uitleg

65% kan je niet in de rekenmachine toetsen. Je wil wel 65% van 3 euro hebben.

65% in de rekenmachine is een decimaal, dus 0,65.

€3 x 0,65 = 1,95

Prijs berekenen uit de tekst

Opdracht: Pedigree Hondenvoer (1f)

Er is een reclame van K9Delici hondenvoer. Ze hebben een prijs van K9Delici die altijd hetzelfde is. Deze prijs is €36. Er is alleen nu een speciale actie waar je 11 % korting krijgt. Hoeveel betaal je voor de hondenvoer?

Opdracht: haal de procenten uit het verhaal

  1. Een doos lego van 15 kilo wordt in een andere bak gegooid. 4% van alle lego valt onder de bank en is kwijt.

Vraag 1: Hoeveel procent is het oude gewicht? (0f)
Vraag 2: Hoeveel procent is het nieuwe gewicht (1f)
Vraag 3: Hoeveel is gram is er kwijt geraakt, schrijf ook op hoe je het in de rekenmachine toets? (1f)
Vraag 4: Hoeveel kilo is het nieuwe gewicht, schrijf ook op hoe je het in de rekenmachine toets? (1f)

2. Een een-personenauto weegt gemiddeld 860 kg. De nieuwe versie weegt een 7,5% minder dan de oude auto.

Vraag 1: Hoeveel procent is het oude gewicht? (0f)
Vraag 2: Hoeveel procent is het nieuwe gewicht (1f)
Vraag 3: Hoeveel weegt de nieuwe versie minder, schrijf ook op hoe je het in de rekenmachine toets (1f)
Vraag 4: Hoeveel kilo is het nieuwe gewicht,, schrijf ook op hoe je het in de rekenmachine toets? (1f)

3. Een ananas uit Nieuw Zeeland weegt gemiddeld 1,4 kg. De ananas uit Australië weegt meestal 15% minder.

Vraag 1: Hoeveel procent is de ananas uit Nieuw Zeeland (1f)
Vraag 2: Hoeveel % is de ananas uit Australië in vergelijking met die uit Nieuw Zeeland ? (1f)
Vraag 3: Hoeveel kilo weegt de ananas uit Nieuw Zeeland? (1f)
Vraag 4: Hoeveel kilo weegt de ananas uit Australië? (1f)

Boven de honderd

100% betekent dat je een geheel hebt. 100% van een krat Cola betekent een volle krat Cola. Als je 150% van de krat Cola hebt, betekent het dat je meer dan 1 krat hebt. Je hebt extra. Je hebt precies 50% extra. 50% extra is de helft. Je hebt dus 1,5 krat.

Opdracht: haal de procenten uit het verhaal.

  1. Vanaf vandaag krijgt een doos met 6 kg schoonmaakmiddel een derde meer.

Vraag 1: Hoeveel kilo is 100%? (1f)
Vraag 2: Hoeveel procent zit er in de nieuwe doos? (1f)
Vraag 3: Hoeveel kilo zit er in de nieuwe doos? (2f)

2. Het regent in 2022 meer dan het 10 jaar geleden heeft gedaan. Toen regende het gemiddeld 875 millimeter per jaar. Het is inmiddels met een kwart toegenomen.

Vraag 1: Hoeveel procent regent het nu in vergelijking met vroeger? (1f)
Vraag 2: Hoeveel procent was de regenval in 2012? (1f)
Vraag 3: Hoeveel dl regen valt er in 2022? (2f)

3. Het is een keer per jaar Black Friday. Je krijgt korting of je krijgt extra voor hetzelfde geld. In de snoepwinkel kreeg je eerst voor €5 zelfs 1080 gram snoep. Je krijgt nu 1/5 meer.

Vraag 1: Hoeveel gram is 100% (1f)
Vraag 2: Hoeveel procent krijg je op Black Friday in vergelijk met ervoor? (1f)
Vraag 3: Hoeveel gram snoep krijg je op Black Friday voor €5? (2f)

HUISWERK

🧱 Afname: Procentuele vermindering

1. Een grote vaas water bevat 20 liter. Door een lek verliest de vaas 12,5% van zijn inhoud.

  • Vraag 1: Hoeveel procent is het oorspronkelijke gewicht? (0f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent blijft er over? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel liter water is eruit gelekt? Schrijf ook hoe je het op de rekenmachine invult. (1f)
  • Vraag 4: Hoeveel liter zit er nog in de vaas? Schrijf ook hoe je het op de rekenmachine invult. (1f)

2. Een sportdrankje bevat 600 ml. De nieuwe verpakking bevat 10% minder.

  • Vraag 1: Hoeveel procent is de oude hoeveelheid? (0f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent is de nieuwe hoeveelheid? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel ml minder is dat? Schrijf ook de berekening. (1f)
  • Vraag 4: Hoeveel ml bevat de nieuwe verpakking? (1f)

3. Een boek heeft normaal 240 pagina’s. Door minder papiergebruik zijn er nu 5% minder pagina’s.

  • Vraag 1: Hoeveel procent had het boek eerst? (0f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent heeft het boek nu? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel pagina’s zijn er minder? (1f)
  • Vraag 4: Hoeveel pagina’s heeft het nieuwe boek? (1f)

📈 Toename: Procentuele vergroting

1. Een rugzak weegt normaal 8 kilo. Door extra boeken weegt hij nu 25% meer.

  • Vraag 1: Hoeveel kilo is 100%? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent is het nieuwe gewicht? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel kilo extra is dat? Schrijf ook je berekening. (1f)
  • Vraag 4: Wat is het nieuwe gewicht in kilo? (1f)

2. Een treinreis duurde eerst 90 minuten. Door vertraging is de reistijd met 20% toegenomen.

  • Vraag 1: Hoeveel procent is de oorspronkelijke tijd? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent is de nieuwe tijd? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel minuten langer duurt de reis? (1f)
  • Vraag 4: Hoe lang duurt de reis nu? (1f)

3. Een restaurant serveerde eerst 160 gram friet per portie. Nu krijg je 12,5% extra.

  • Vraag 1: Hoeveel gram is 100%? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent krijg je nu? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel gram extra is dat? (1f)
  • Vraag 4: Hoeveel gram krijg je nu per portie? (1f)

🧮 Boven de honderd: Meer dan 100% van iets

1. Een fles shampoo bevat normaal 400 ml. De familieverpakking bevat 150% daarvan.

  • Vraag 1: Hoeveel ml is 100%? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent zit er in de familieverpakking? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel ml zit er in de familieverpakking? (2f)

2. Een huis heeft een elektriciteitsverbruik van 3200 kWh per jaar. Door elektrische auto’s is dat met 80% gestegen.

  • Vraag 1: Hoeveel procent is het oude verbruik? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent is het nieuwe verbruik? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel kWh extra is dat? (2f)
  • Vraag 4: Hoeveel kWh wordt er nu gebruikt? (2f)

3. Voor een workshop kreeg elke deelnemer eerst 200 gram klei. Nu krijgen ze anderhalf keer zoveel.

  • Vraag 1: Hoeveel gram is 100%? (1f)
  • Vraag 2: Hoeveel procent krijg je nu? (1f)
  • Vraag 3: Hoeveel gram klei krijgt elke deelnemer nu? (2f)