Thema: Herhaling verband procenten, breuken en verhoudingen
Onderdeel: visualisatie en basis begrip van breuken
Rekenniveau: 1f
Taalniveau: A1
Leerdoel: Het herkennen en begrijpen van het concept percentages
Breuken, decimalen, procenten en verhoudingen hebben allemaal met elkaar te maken. Het is belangrijk hoe de ene met de andere te maken heeft. Als eerst moet je een lijst uit je hoofdleren zodat het tijdens de toetsen makkelijker wordt.
Breuken, decimalen en procenten
Deze lijst is een herhaling van het hoofdstuk breuken, maar zeer belangrijk om uit je hoofd te weten.
Breuk | Decimaal | Procent | Verhouding |
1/1 | 1 | 100% | 1 van de 1 |
1/2 | 0,5 | 50% | 1 van de 2 |
1/3 | 0,33 | 33% | 1 van de 3 |
1/4 | 0,25 | 25% | 1 van de 4 |
1/5 | 0,20 | 20% | 1 van de 5 |
1/6 | 0,1666667 | 16,667% | 1 van de 6 |
1/7 | 0,1428 | 14,28% | 1 van de 7 |
1/8 | 0,125 | 12,5% | 1 van de 8 |
1/9 | 0,1111111 | 11,11% | 1 van de 9 |
1/10 | 0,10 | 10% | 1 van de 10 |
1/20 | 0,05 | 5% | 1 van de 20 |
1/100 | 0,01 | 1% | 1 van de 100 |
Uitleg: procenten uit een verhaal halen.
Er wordt niet altijd gepraat over procenten. Soms gebruiken we in het Nederlands andere woorden zoals, ‘ een van de twee meisjes’ of ‘ 4 op de 10 gevallen’. Je kan dan de procenten zelf berekenen. Kijk maar.


In dit artikel staat ‘4 op de 5 coronapatiënten’. Dit kan je omrekenen naar een procent. Je rekent naar 100 toe, want procent betekent “per 100”. Van de 5 naar de 100 is keer 20. Wat je bij de noemer doet, moet je bij de teller doen, dis 4 x 20 = 80.
Opdracht: Reken naar de 100 toe en vul het antwoord in.
Een van de vier auto’s = __________ %
15 van de 20 taarten = __________ %
4 van de 25 jongens = __________ %
3 op de 50 blikjes = __________ %

Soms krijg je informatie die je niet makkelijk kan omrekenen naar procenten. Kijk maar naar het stukje tekst over het bedorven patat. ‘3 van de elf feestgangers’
Hoe reken ik deze om naar procenten?
- Methode A: staartdeling en per 100 (zonder rekenmachine)
- Methode B: verhoudingstabel ( met rekenmachine)
Methode A: Staartdeling

Stap 1: Staartdeling.
Stap 2: Vermenigvuldig (keer) het antwoord met 100
Methode B: Verhoudingstabel
Stap 1: Delen
Stap 2: Vermenigvuldig (keer) het antwoord met 100

Zoals je ziet zijn beide manier hetzelfde. Je moet eerst delen en dan keer 100.
Opdracht: Reken naar de 100 toe en vul het antwoord in. (je mag een rekenmachine gebruiken)
- Van de 13 cactussen zijn er telkens 4 zonder bloemen= __________ %
- Per 25 dagen heb ik 4 dagen vrij = __________ %
- 4 van de 10 studenten zijn gezakt = __________ %
- Van de 50 pc’s zijn er 16 kapot = __________ %
- Van elke €12,5 euro gaat €6 naar het goede doel = __________ %
- Van elke 66 push-ups doe ik er 25 niet goed = __________ %
1% regel.
1% betekent dat je het deelt door 100. Bijvoorbeeld 1 euro. €1 = 100 eurocent. 1% van 1 euro is dus 100 cent / 100% = €0,01 (1 eurocent). Je kan ook zeggen: 1% = 1/100 (1 van de 100). Eigenlijk zeg je dus dat één van de honderd procent is.
Opdracht: Reken de 1 % uit
- 1% van 450 =
- 1% van 6000 =
- 1% van 8100 =
- 1% van 300 =
- 1% van 3900 =