Thema: Optellen
Onderdeel: rekenen met decimalen
Niveau: 1f
Taalniveau: A1
Leerdoel: Optellen met komma

Stap 1: Plaats de getallen onder elkaar.
Zorg ervoor dat de getallen goed onder elkaar staan. Dit zie je als de komma onder elkaar geplaatst is.

Stap 2: Vul nullen aan
Zijn de getallen niet even lang? Voeg dan nullen toe aan de decimalen zodat de getallen even lang zijn. Bijvoorbeeld in de som 0,3 + 0,51. Dit wordt 0,30 + 0,51 =

Stap 3: Begin met optellen
Begin met de cijfers aan de rechterkant. Tel de cijfers op en schrijf het resultaat onder de lijn.

Opdracht 1: tel op (TL)
- 0,3 + 0,4 =
- 0,1 + 0,7 =
- 0,2 + 0,6 =
- 0,5 + 0,4 =
- 0,9 + 0,1 =
Opdracht 2: tel op (1f)
- Een pak melk kost €1,25 en een brood kost €2,40. Hoeveel kost dit samen?
- Je bestelt een pizza voor €8,99 en een drankje voor €2,50. Wat moet je in totaal betalen?
- Een appel weegt 0,45 kg en een banaan weegt 0,30 kg. Hoeveel wegen ze samen?
- Jan is 1,58 meter lang en zijn jongere broer is 1,22 meter. Hoe lang zijn ze samen?
- Je loopt ‘s ochtends 1,25 kilometer naar school en ‘s middags weer 1,25 kilometer terug. Hoeveel kilometer loop je in totaal?
- Een film duurt 1,45 uur en de reclame ervoor duurt 0,30 uur. Hoe lang ben je in de bioscoop?
Opdracht 3: tel op (2f)
- 0,25 + 0,05 =
- 0,15 + 0,3 =
- 0,4 + 0,02 =
- 0,07 + 0,18 =
- 0,33 + 0,47 =
Opdracht 4: tel op
- 0,3 + 0,4 + 0,6 = ?
- 0,5 + 0,6 + 0,5 = ?
- 0,8 + 0,3 + 0,2 + 0,7 = ?
- 0,35 + 0,8 + 0,65 = ?
- 0,9 + 0,11 + 0,09 = ?
Opdracht 5: tel op
- 0,3 + 0,08 + 0,642 =
- 0,721 + 0,4 =
- 0,21 + 0,8 =
- 0,82 + 0,53 =
- 0,95 + 0,41 =