Skip to content

Les 2: optellen en aftrekken (simpel)

Onderdeel: optellen en aftrekken zonder vereenvoudigen
Niveau: 1f
Leerdoel: Optellen of aftrekken zonder vereenvoudigen.

Woordenlijst

NederlandsWat is het?Jouw taal
Stukken
Optellen
Aftrekken
Noemer
Deler
Situaties
Als ik een ei pak uit de groene doos heb ik 1 van de 6 (een zesde).
Als ik een ei uit de roze doos pak heb ik 1 van de 8 (een achtste)

Als ik een van de vier stukken pizza eet (een vierde) en daarna eet ik nog een keer een van de vier stukken (een vierde). Hoeveel heb ik dan gegeten?

Hiernaast kan je zien dat de pizza eerst in 4 stukken wordt gesneden. Je eet er 1. Daarna eet je er nog 1. Je hebt dan de 2 van de 4 opgegeten. De breuk is dan 2/4 (twee vierde).

Dus: 1/4 + 1/4 = 2/4

Opdracht: maak de volgende sommen

Herhaling: een breuk bestaat uit een teller en een noemer. De teller staat boven de streep en de noemer staat onder de streep. In de vorige opdracht waren de teller hetzelfde, zoals 1/3 + 1/3 = 2/3 (de teller is 3).

Uitleg: Waarom is 1/3 + 1/3 = 2/3 en niet 2/6?

Als er in een doos 3 testen zitten, staat een test gelijk aan 1 van de 3 testen. Als ik nog een test pak, heb ik 2 van de 3 testen en niet 2 van de 6 testen.

Oefenen: maak de opdracht