Onderdeel: optellen en aftrekken zonder vereenvoudigen
Niveau: 1f
Leerdoel: Optellen of aftrekken zonder vereenvoudigen.
Woordenlijst
Nederlands | Wat is het? | Jouw taal |
Stukken | ||
Optellen | ||
Aftrekken | ||
Noemer | ||
Deler | ||
Situaties |

Als ik een ei uit de roze doos pak heb ik 1 van de 8 (een achtste)

Als ik een van de vier stukken pizza eet (een vierde) en daarna eet ik nog een keer een van de vier stukken (een vierde). Hoeveel heb ik dan gegeten?
Hiernaast kan je zien dat de pizza eerst in 4 stukken wordt gesneden. Je eet er 1. Daarna eet je er nog 1. Je hebt dan de 2 van de 4 opgegeten. De breuk is dan 2/4 (twee vierde).
Dus: 1/4 + 1/4 = 2/4
Opdracht: maak de volgende sommen

Herhaling: een breuk bestaat uit een teller en een noemer. De teller staat boven de streep en de noemer staat onder de streep. In de vorige opdracht waren de teller hetzelfde, zoals 1/3 + 1/3 = 2/3 (de teller is 3).
Uitleg: Waarom is 1/3 + 1/3 = 2/3 en niet 2/6?
Als er in een doos 3 testen zitten, staat een test gelijk aan 1 van de 3 testen. Als ik nog een test pak, heb ik 2 van de 3 testen en niet 2 van de 6 testen.