Skip to content

Les 3b: Breuken vereenvoudigen

Thema: Breuken
Onderdeel: vereenvoudigen hoger niveau
Niveau: 2f
Leerdoel: Een breuk vereenvoudigen middels tafels en helen eruit halen

1. Delen door dezelfde tafel

Breuken vereenvoudigen hebben we in de vorige les 3a: vereenvoudigen al besproken. Hierin is 1 stap toegelicht, namelijk het vereenvoudigen door te tafel delen.

Het is belangrijk dat je zoekt in welke tafel beide getallen zitten. Bij de breuk hier links is dat het getal 4. Door de noemer en teller te delen door vier, krijg je de kleinste breuk.

Opdracht: herhaling

2. Helen eruit halen

Soms hebben breuken een grotere teller dan noemer. Dan moet je de hele eruit halen. Het is belangrijk dat je dus weet hoeveel een hele is. Bijvoorbeeld het plaatje hiernaast is te zien dat er 5 flessen Chardon.

In een breuk zou een fles dus 1/5 zijn. Dit betekent ik heb 1 van de 5 flessen.

Maar wat nou als ik 16 flessen heb. De breuk is dan 16/5.

Hierboven heb ik 16 flessen. In 1 doos passen 5 flessen. Dat betekent dat 5 flessen 1 hele doos is. Als ik 16 flessen heb, kan ik (16 delen door 5 = 3 met 1 over), 3 hele dozen vullen. Ik heb dan 1 fles over. Dus 3 1/5 (drie een vijfde)

Een ander voorbeeld is handpalmen en vingers.

Elke handpalm heeft 5 vingers.

Dus als ik 10 vingers heb, heb ik 10 gedeeld door 5 = 2 palmen.

Hoeveel handen heb ik dan als ik 21 vingers heb?

Een hand heeft 5 vingers, dus 21 vingers = 21 : 5 = Vier handen en 1 vinger over. Natuurlijk is dat niet normaal, maar dan snap je wel hoe dit moet uitrekenen.

Vier handen en 1 vinger (van de 5) over schrijf je dan als

Opdracht: vereenvoudig door de hele eruit te halen

Opdracht: vereenvoudig door de hele eruit te halen en te delen