Skip to content

Bakker en Jager

Uitleg

Hak het woord in klankgroepen.

Kan jij de woorden raden en invullen?

  1. Piet moet bij de Albert Heijn €5 __________ (ander woord voor afrekenen)
  2. Na het wassen heeft Joris __________ ramen (tegenovergestelde van vies)
  3. Zijn favoriete eten zijn gerilde broodjes met ham en gesmolten kaas soms met ketchip. Deze broodjes kennen we als __________
  4. Als je iets meemaakt dan heb je een e________g
  5. In palmbomen groeien k_________n (hard bruin fruit met wit erin)
  6. Als fruit veel sap heeft dan is dat s_______g fruit
  7. Als je allergisch bent voor ananas, kan jouw huid i__________n
  8. Dit trek je aan voordat je je schoenen aantrekt: s________n
  9. Vroeger vochten gladiatoren hierin, in een a_______a   (denk aan voetbal)
  10. Je kan er mee knippen en zo heten ook de handen van een krab: s________n
  11. Een persoon spuugt, twee personen s__________n
  12. 1 april, __________ in je bil
  13. Op vakantie stop je hier je spullen in om mee te nemen: k_________r
  14. Vlees haal je bij de s______r

Opdracht 2: Wat is correct? (tevens geschikt voor dictee)

  1. De gore/gorre winden.
  2. Vogels bleven/blefen zweven/zwevven.
  3. giftige paden/padden.
  4. Zestig rode/roode rozen/roozen.
  5. goedkopere/goedkoopere witte/witte waterlelies.
  6. Starre/stare voggels/vogels vliegen.
  7. Alles/ales gaat vanzelf sneler/sneller.